Al sinds enkele maanden is er een strijd aan de gang tegen de bouw van een nieuw gesloten centrum voor illegalen in Steenokkerzeel, vlakbij Brussel. Er zijn vele redenen en manieren om te vechten tegen een wereld die gesloten centra bouwt om de overtolligen het land uit te wijzen. Een wereld die mensen op de vlucht jaagt, hen tolereert zolang ze hen kan uitbuiten en hen deporteert wanneer de economie hen niet meer nodig heeft, ze een gevaar vormen voor de gevestigde orde of om de andere papierlozen en armen schrik aan te jagen. De strijd tegen de bouw van het nieuwe gesloten centrum is dus onlosmakelijk verbonden met andere terreinen waarop het sociale conflict zich laat voelen.
Na jaren van verzet van sans-papiers (door middel van betogingen, bezettingen en hongerstakingen) had de Staat eindelijk haar antwoord klaar voor al diegenen – en het zijn er niet weinig – die bereid waren om de strijdbijl te begraven en aan de onderhandelingstafel aan te schuiven. De meerderheid van de sans-papiers in verzet koos toen voor de politiek. Dat gaf aanleiding tot de eindeloze discussies van de hoge heren over een regularisatie. De uiteindelijke regularisatie is dan ook een samengaan van een manier om het gewoel rond deportaties en gesloten centra te kalmeren en de noden van de Staat om meer grip te krijgen op de migratie; een migratie die volgens hen moet afgestemd worden op de noden van de economie aan goedkope en gewillige arbeidskrachten. Tegenover de regularisatie staat de verdere uitbouw van de deportatiemachine, met dus ondermeer de bouw van een nieuw gesloten centrum in Steenokkerzeel.
De Staat heeft er alles aan gedaan om dat zoveel mogelijk te verdoezelen, maar er is iets ‘bijzonders’ aan dit nieuwe centrum. Het zal er anders uitzien dan de bestaande gesloten centra. Waarom? Omdat de voorbije jaren in de verschillende gesloten centra tientallen revoltes, agressies tegen cipiers en ontsnappingen hebben plaatsgevonden, tot en met de verwoesting van een groot deel van het gesloten centrum 127bis door een gecoördineerde brandstichting op middernacht. Daarom wil de Staat nu een specifieke structuur, aangepast om diegenen die rebelleren af te zonderen van de rest en uitgerust om de rebellie zo goed als mogelijk de kop in te drukken. Daarom staat de bouw van dit nieuwe centrum, met haar individuele cellen, niet los van de dynamiek van revolte die zich de voorbije jaren ontwikkeld heeft in de kampen van de Staat.
Naast de kritiek dat grenzen dienen om de armen van hier te scheiden van de armen van daar, en zo mogelijk tegen elkaar op te zetten, gaat deze strijd ook over het veranderende karakter van de migratie; probeert ze de vinger te leggen op een tendens die de komende jaren mogelijks de toon zal zetten. De migratiestromen blijven groeien en zijn, zelfs voor de Staten met hun enorme politiediensten en technologische afweer, moeilijk te controleren. Opgejaagd door armoede, milieuverwoesting, burgeroorlog en onderdrukking wordt de Middelandse Zee voor vluchtelingen al heel wat minder onoverbrugbaar; worden de prikkeldraad en de grenswachten een overkomelijk obstakel. De duizenden armen die er zo jaarlijks bijkomen, drukken samen met de veranderingen binnen de economie zoals de huidige ‘crisis’, op de zogenaamde ‘sociale verworvenheden’. Alsmaar meer mensen, met papieren en zonder, zullen uit de boot vallen omdat ze simpelweg niet nuttig zijn in de ogen van de economie. De strijd tegen de bouw van dit nieuwe kamp, tegen deze concrete realisatie van de hernieuwde uitsluitingspolitiek, is een mogelijkheid om opnieuw en in meer heldere termen te beginnen praten over de keuze om te vechten tegen een maatschappij die verdeeld is in arm en rijk, in onderdrukte en onderdrukker. Een poging die zeker niet ijdel is in een tijd waar de ontevredenheid en woede alsmaar meer opgelijfd wordt in nationalismes die mensen tegen elkaar opzetten; in religies die de onderwerping prediken; in de ideologie van de goede burger die aan éénieder voorstelt om flik zonder uniform te worden.
De strijd tegen de bouw van dit nieuwe gesloten centrum komt dus niet uit de lucht vallen. Maar dan komt een andere belangrijke vraag op de proppen, een vraag die niet los staat van onze eigen verlangens, dromen en ideeën, een vraag waarop de antwoorden slechts suggesties en aanwijzingen kunnen zijn: hoe? Hoe de bouw van dit nieuwe gesloten centrum verhinderen en stokken in de wielen steken van de deportatiemachine?
Het hoe, de methode die wij het meest geschikt achten, weigert alle vormen van politiek en vertegenwoordiging. Het baseert zich op de individuele keuze van éénieder om de strijd aan te gaan en niet op de aansluiting bij één of andere groep of politiek programma. Met andere woorden, ons voorstel is de zelforganisatie van de strijd. De strijd niet laten afhangen van politiekers of leiders, van hun middelen om tot onderhandelingen te komen met de Staat (zoals ‘anders’ stemmen bij verkiezingen, petities, dialoog aangaan met de verantwoordelijken voor de bouw van het centrum), maar zelf in handen te nemen. Dit is een manier om de bouw van het gesloten centrum zelf en op een directe manier te stoppen. Alleen zo kunnen we strijden voor een effectieve verhindering van de bouw van dit nieuwe centrum en vermijden te belanden in een dialoog met de Staat over een eventuele humanitaire aanpassing van de bouwplannen.
Maar deze zelforganisatie (die niet zozeer tot stand komt door één of ander comité of groep te organiseren, dan wel door momenten van ontmoeting, discussie en uitwisseling van ideeën mogelijk te maken) is niet het doel op zich. De bedoeling is niet om allemaal gewoon wat meer over het nieuwe gesloten centrum te praten, om het te bekritiseren en dan met een gerust hart te gaan slapen. Nee, de zelforganisatie is gericht op handelen, op actie.
Om actie mogelijk te maken, is het nodig om de vijand in al zijn concreetheid te zien. Dat het niet een bedrijf is dat het nieuwe gesloten centrum bouwt, maar wel het bedrijf Besix, Valens, Michiels enzovoort. Dat het gesloten centrum niet een hoop tralies is, maar functioneert doorheen cipiers die namen en adressen hebben, doorheen catering- en kuisbedrijven die er geld mee verdienen zoals ISS Cleaning en Sodexo, doorheen dokters die de gevangenen verdoven en toedekken wanneer een gevangene door cipiers in elkaar geramd werd. Dat de beheerders ervan, de Dienst Vreemdelingenzaken, alle politieke partijen en instellingen, de Europese grensbewakingsorganismes, geen abstracties zijn maar bestaan uit concrete personen die de deportatiemachine organiseren. Zulke informatie zo wijd mogelijk laten circuleren is en blijft een fundamenteel onderdeel van elke strijd. Een fundamenteel onderdeel, maar niet alles...
Want zulke ideeën vertalen zich in de bewegingen van onze handen en voeten,. Onze wil om de strijd aan te gaan zoekt naar aanknopingspunten in de fysieke wereld. Er zijn vele interessante mogelijkheden, maar één ervan is bescheiden, eenvoudige en herhaalbare aanvallen tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de bouw van het nieuwe centrum en de radertjes van de deportatiemachine. Deze methode biedt aan éénieder de mogelijkheid, op de manier die hij of zij het meest gepast acht, om de strijd aan te gaan in eerste persoon. En deze aanvallen spreken niet alleen over de strijd tegen het gesloten centrum. Ze spreken op een manier die alle dialoog met de vijand weigert en de sociale strijd niet ziet als een politiek spektakel, als een affaire van politieke partijen en vakbonden, maar als een direct conflict met diegenen die onze levens indijken. Naarmate zulke aanvallen, verzet tijdens identiteitscontroles, weigering van de bureaucratie die via allerhande documenten onze levens in haar banen stuurt, doorbreking van valse categorieën zoals autochtonen en allochtonen, nationaliteiten en etnieën, sabotage van het mechanisme van de uitbuiting van sans-papiers en van iedereen, zich uitbreiden, verspreiden en anderen aansporen, beginnen de zandkorrels het lopen van de deportatiemachine grondig aan te tasten. Laten we er dan ook voor zorgen dat er geen vervangstukken meer beschikbaar zullen zijn.
Het mooiste van elke strijd die zich niet laat inlijven door de politiek, is zonder twijfel dat die de sociale rollen overhoop haalt. In een wereld die ons allemaal in hokjes steekt, het grootste deel van onze dag opsluit op het werk, in één of andere file of achter het fornuis, breekt de strijd deze doodse routine open. Het mooiste van het gevecht is dat je jezelf leert kennen, dat je kan groeien in ideeën en praktijken, dat je banden kan smeden met anderen die anders zijn dan al het mottige dat deze maatschappij ons aanbiedt. Daarom is deze strijd geen wanhopig achterhoedegevecht, maar een woedende uiting van vreugde. Daarom is deze strijd de moeite waard om gestreden te worden.