Woensdagnamiddag. 14 uur. M. zit op de trap voor zijn huis wanneer B. voorbij komt en zich naast hem zet.
B.: Hey! Hoe gaat het? Ik heb u al een paar dagen niet meer gezien...
M.: 't Ging niet zo goed. Ik had ambras op school en de directeur heeft mijn ouders gebeld en die, nou ja, je weet wel...zijn een beetje doorgeflipt.
B.: Zeg, wat heb je gedaan dan? Zo erg kon het toch niet geweest zijn.
M.: Daar gaat het niet over, dat weet je toch zelf. Je bent toch ook maar een paar jaar de school uit. De leraren kunnen het gewoon niet aan als je je tegen hen verzet, dat is het probleem. Maar ik kan ze mijn gedachten toch niet laten verbieden...
B.: Wees nu toch eens een beetje duidelijk. Wat is er nu eigenlijk gebeurd?
M.: Nou ja, we hadden deze week zo'n projectweek, weet je, rond verschillende onderwerpen; werkloosheid, geweld bij jongeren enzovoort. De leraar was urenlang aan het lullen over opstanden in verschillende wijken en de toename van geweld op straat. Hij liet ons ook kranten en delen van tv-uitzendingen zien. Zogezegd om ons duidelijk te maken wat de wereld over jonge mensen denkt die zo'n dingen doen, of weet ik het. Toen heb ik gezegd dat de mening van de media mij niet interesseert. Dat ze sowiezo alleen maar komen aandraven met wat de flikken zeggen of met wat de publieke opinie wil horen. Hij vroeg me welke mening me dan wel interesseert. Ik zei, de mening van diegenen die nog voor hunzelf kunnen denken en niet zomaar nazeggen wat hen voorgezegd wordt. En dat we die hier op school niet echt vaak te horen krijgen. Dan werd hij woedend en zei hij dat het genoeg was nu. Ik antwoordde dat dit er nu een uitstekend voorbeeld van was. Daarop smeet hij mij uit de klas en stuurde hij mij naar de directeur. Maar daar ben ik niet naartoe gegaan...
B.: Ai! Weet je, ik had ook een hele tijd problemen met mijn leraren op school. Maar op een bepaald moment ben ik gewoon gestopt overal amok over te maken. Ik wou gewoon mijn diploma niet op het spel zetten. Als je dat niet haalt ben je echt de pineut.
M.: Ja, dat zeggen ze ook altijd tegen ons. Maar ook al halen we allemaal dat diploma; wat dan?!
B.: Kijk, ik ben je vriend. Ik snap dat het ergens kei rot is. 't Is voor mij toch hetzelfde. Maar wat wil je doen? Je moet toch later van iets kunnen leven.
M.: Maar, vind je het dan niet bizar dat we 12 jaar naar school moeten gaan om later van iets te kunnen leven? Maar waarvoor dan? Gewoon om te werken? Ons eten, drinken en de huur te betalen? Dat kan toch niet alles zijn! Echt man, ik heb nu al bijna geen tijd meer voor al de dingen die ik graag doe. Of voor de dingen die ik echt zou willen leren. Net die dingen die kei belangerijk voor me zijn. Hoe kunnen zij nu weten wat goed voor mij is?
B.: Ik weet het niet. Maar ik ben vrij zeker dat jouw ouders nog vaker telefoontjes zullen krijgen als je doorgaat met alles in vraag te stellen. En dat is niet alleen op school zo.
M.: Dat is het net. Ze willen helemaal niet dat we echte vragen stellen. Een paar dagen geleden heeft een meisje op school aan een leraar gevraagd wat hij erover denkt dat vijf straten van haar huis, de mensen in villa's wonen, sommigen zelfs een oprit hebben en elkeen met de nieuwste duurste auto rijdt, terwijl zes huizen verder in de andere richting, de drie meisjes van de familie daar in een kamer en de twee jongens in de living moeten slapen. En dat als het regent ze soms de hele dag met natte broeken rondlopen omdat ze er elk maar ééntje hebben. Weet je wat de leraar geantwoord heeft? Armen en rijken zijn er altijd al geweest. Dat lijkt inderdaad misschien niet helemaal eerlijk maar het is nu éénmaal een feit. Wat hij eigenlijk wil zeggen is dat we er gewoon mee moeten leren leven. Dat we er beter niet verder over nadenken. Snap je? Ze willen wel dat we zogezegd voor onszelf denken en initiatief nemen. En als we woedend zijn of droevig omdat we voelen dat keiveel dingen gewoon niet okee zijn in ons leven, dan komen ze af met het ene of andere project, waarmee ze ons willen bezig houden. Om de wijk op te knappen of wat dan ook. Om onze gedachten terug een structuur op te leggen. Om ons te kalmeren. Maar als dit dan nog altijd niet helpt, als we ons nog altijd opgesloten voelen, als we gewoon iets helemaal anders willen, dan begint men ons opeens als een probleem te beschouwen. Als iets storends.
B.: Weet je waar ik vaak aan denk? Als ik alles en vooral mijn werk kei beu ben? Dat ik graag gewoon weg zou willen gaan. De wereld gaan zien. Talen leren opdat ik met de mensen daar kan praten. Iets anders zien, snap je, met mijn eigen ogen. Dat zou ik graag doen.
M.: Ja. Gewoon kunnen doen wat je wil. Doen wat je als belangrijk beschouwt. Omdat het toch mijn leven is. Allez man, dat is toch niet iets bizar of zo. Al de rest wel.