donderdag 8 april 2010

Op tweeduizend kilometer van hier…

Athene. Griekenland. Op tweeduizend kilometer van hier. De Griekse Staat is bijna failliet en de Griekse economie redt het niet meer. Op aanraden van de andere landen van de Europese Unie, kondigt de regerende socialistische partij een hele reeks van besparingsmaatregelen en herstructureringen af. Het zal “bloed, zweet en tranen” kosten, zo zweren de ministers, maar “het kan niet anders”. Sinds januari worden de wegen, havens, luchthavens, grenzen, fabrieken, spoorwegen,... regelmatig geblokkeerd door diegenen die weten dat zij de prijs gaan moeten betalen. De ene betoging volgt de andere op en geen enkele politieker lijkt nog in staat te zijn om het protest te kalmeren en te kanaliseren. Regelmatig komt het tot zware rellen met de oproerpolitie en honderden vernielingen, brandstichtingen en bomaanslagen richten hun destructieve aandacht tegen de structuren van de staat en de economie, tegen alle uitingen van de autoriteit.

“Bloed, zweet en tranen”. Terwijl de politie alsmaar gewelddadiger inhakt op elke betoging, op elke bijeenkomst, de benen en armen van honderden mensen gebroken heeft, vloeide er bij het ochtendgloren op 12 maart 2010 dodelijk bloed. Een politiepatrouille betrapte twee anarchistische kameraden die een auto aan het stelen waren. Het kwam tot een vuurgevecht waarbij één kameraad kon ontkomen en de andere, Lambros Fountas, dodelijk verwond werd. Zwaargewond probeerde hij nog te vluchten, werd ingehaald door de flikken en bloedde dood onder hun ogen. Lambros Fountas was 35 jaar en vocht al jarenlang mee in de strijd tegen elke vorm van autoriteit, soms alleen of met enkele kameraden, soms aan de zijde van andere onderdrukten en rebellen. Hij vocht met alle wapens die hij nuttig achtte: met pen en papier, met steen en vuur, met barricades en betogingen, met geweren en granaten. De revolte was het ritme van zijn ademhaling zoals de vrijheid zijn hart deed kloppen. Daarom zullen we hem niet vergeten, ook al kenden we hem misschien niet. Daarom kan zijn dood onze ademhaling alleen maar doen versnellen, snakkend naar het leven, doorheen de opstand een weg banend naar de vrijheid.

Bergmassieven en grote rivieren, uitgestrekte vlaktes en de verschroeide aarde van ex-Joegoslavië scheiden ons hier van Griekenland. Maar overal in Europa en ook hier in België, voelen de Staten de nattigheid hangen. Voelen ze dat het kan, dat het mogelijk is dat hun onderdanen plots het juk van de berusting afwerpen en het niet meer pikken. Overal wordt het duidelijk dat alsmaar meer mensen overboord gaan gesmeten worden. Het is niet zo toevallig dat net nu de flikken sneller en beslister de trekker overhalen, dat er een nieuw gesloten centrum gebouwd wordt en dat er zeven nieuwe gevangenissen gaan gebouwd worden. Ze dekken zich in tegen de mogelijkheid van de woede.

Het zou ons bang kunnen maken. Bang voor de gevangenis, bang om in elkaar geslagen te worden door de flikken, bang om te sterven onder de kogels van de macht, bang om ook het beetje dat we nog hebben kwijt te raken. Op een gegeven moment kan je de vraag echter niet meer uit de weg gaan: een leven op je knieën doorkruipen, gebruikt en weggesmeten in functie van de economie en de controle, vermorzeld door de sociale hiërarchie, doodgemaakt door eindeloze wachtrijen, de routine van eten-werken-slapen of... een leven waar je hartslag van vrijheid je doet botsen met alle autoriteit en je handen naar alle wapens grijpen om haar te treffen.

Niets is zeker, alles is mogelijk. De revolte die alsmaar meer uitbreiding neemt in Griekenland was enkele jaren geleden bijna ondenkbaar, noch politiekers noch journalisten weten nog hoe ze haar met hun valse praat zouden kunnen doen verstommen. Want de taal van deze revolte werd niet gefabriceerd in de buik van de Staat, maar in de weigering om nog langer door het slijk gehaald te worden. Laten we ons deze taal toe-eigenen, laten we haar woordenschat en grammatica bestuderen, laten we er hier een eigen dialect mee smeden.

Het is tijd om de verlammende houding van ons blind de staren op de oceaan van onderwerping en berusting rondom ons om te buigen. Om deze werkelijkheid, deze schijnbaar ononderbroken herhaling van altijd hetzelfde, niet langer als horizon te nemen, maar onze blik te richten op wat erachter zit, op de onverhoopte mogelijkheden.
Tijd om de smeulende vuurtjes op te stoken.