vrijdag 17 december 2010

De bijl erin!

Download hier nummer 11 van Buiten Dienst in PDF-formaat.

Genoeg halve woorden en gezever! Genoeg valse debatten! Genoeg schandelijk gepraat van journalisten en alle andere huurlingen van dienst! Laten we een moment duidelijk zijn, voordat ze alles weer opgeslokt hebben, voordat ze hun neutraliserend werk volbrengen. Laten we duidelijk zijn en het onze ervan zeggen.

In Tubize stierf een mens. Een jonge man. Neergeschoten door een juwelier toen hij en zijn medeplichtige enkele blinkende stenen probeerden te ontvreemden in de rue de Mons. Tubize doet ons nog ergens aan denken. Een gemeente die jarenlang vervuild werd door de staalindustrie van Forges de Clabecq. Vandaag is die fabriek gesloten die daar zovele arbeiders uitgezogen heeft, die hun lichaam uitputte en verminkte. De enorme gevangenis van Ittre werd ter vervanging gebouwd. Sommigen hebben ervoor gekozen om te aanvaarden daar te werken als cipiers, om hun brood te verdienen met het opsluiten van mensen, anderen allerminst. Op de dag van de overval hebben we verstaan dat er daar twee jongeren waren die geen uniform wilden, die zich niet wilden neerleggen bij een kloteleven en die hetgeen hen ontbrak bij een rijke zijn gaan zoeken. De juwelier, die kent niets van de geschiedenis die het trieste privilege is van een andere sociale laag dan de zijne. Vroeger stond hij zeker niet aan de zijde van de woedende arbeiders en vandaag heeft hij opnieuw bevestigd wat hij vindt dat er met de armen gedaan moet worden: hen uitroeien als ongedierte.

We zeggen hier niet dat deze juwelier (de genaamde Paul Olivet) uitzonderlijk wreed is. Hij is gewoon een deel van die sociale laag die altijd al het bloed uit onze aderen gezogen heeft. Het is de vriend van de fabrieksbaas, van de bankier, de politieker, de rechter. Hij is het die de politie aanspoort om de bandieten af te maken, om de rijken en de machtigen flink te beschermen. Hij is het die zeker en vast geapplaudisseerd heeft elke keer dat er de laatste tijd een overvaller is gevallen onder de kogels van de flikken of de juweliers.

Jullie hebben het al begrepen, dit verhaal begint noch eindigt met deze overval. Het is slechts een aflevering in de lange geschiedenis van de oorlog tussen zij die zich bovenaan bevinden en zij die onderaan staan. En de doden, die zijn er, elke dag, en veel te weinig langs de kant van de machtigen. Zoals die honderden mensen die in de straten en stations van Brussel slapen, die vechten tegen de koude terwijl er anderen zijn die miljoenen op hun bankrekening hebben staan. Zoals die tientallen mensen, elke dag opnieuw, die een werkongeval hebben, die in ruil voor een salaris hun tijd verspillen met aan een baas te gehoorzamen en hem te verrijken. Zoals die duizenden mensen die triest en depressief zijn omdat ze hun huur niet meer kunnen betalen, omdat ze niet meer kunnen leven als ratten in de onderwereld van de samenleving.

Wanhopig zei u? Onze wapens zijn niet enkel geladen met kritiek; elk van onze kogels draagt een verlangen in zich, al onze verlangens. Het is niet enkel de afkeer die ons de oorlog tegen deze maatschappij doet voeren, de oorlog tegen haar vertegenwoordigers, haar banken, haar supermarkten, haar fabrieken en gevangenissen; het is vooral het verlangen om als vrije mensen te willen leven, zonder god of meester. Voilà, dat is hetgeen dat onze hart doet kloppen, voilà, hetgeen dat onze handen in vuisten verandert, voilà, hetgeen dat ons tot revolte duwt, tot het breken van de berusting!

Geen dialoog, geen vrede, geen oproepen tot kalmte – de bijl erin.