maandag 25 juli 2011
Hup hup, de toekomst tegemoet!
Als gigantische, lelijke vogels staan de kranen overal boven de stad, erop neerkijkend, terwijl ze zich langzaam om hun eigen as draaien. Met hoeveel ze zijn weet ik niet. Ik heb hen niet geteld, aangezien ze toch elke dag opnieuw van aantal veranderen. Meestal met een tendens naar boven toe. En daar waar ze zijn, schieten er dingen uit de grond. Nog groter en monstrueuzer dan de kranen zelf, en onderlijnd door maandenlange kreten van geboorteweën. Soms zo diep en grommend dat het appartementje waar ik woon ervan begint te trillen, en dan weer hoog en scherp dat de zenuwen van elk wezen in de omgeving tot op dat punt worden geprikkeld dat ze het niet zelden begeven. En iedereen die er zijn ogen en oren een klein beetje voor open heeft weet al op voorhand dat zoiets maar een voorteken van een miskraam kan zijn. En tot nu toe hebben ze altijd gelijk gekregen. Maar de bevelhebbers, diegenen die achter hun bureautje zittend ervoor zorgen dat met elke kreet en elke uiteindelijk uitgekakte betonhoop, de munten in hun zakken vliegen, zij hebben het over het uitvoeren van een masterplan, een stap in de toekomst, volgevreten met hoop en ambitie. En wat het ook is, kantoren voor het stadsbestuur, parking-shoping-complex met glazen lift naar het park, een treinlijn of een gevangenis; het betekent iets nieuws, vooruitgang, evolutie, zeker opweg naar een perfectere wereld. Alleszins is het dat wat men ons wil doen geloven. En hier in Leuven hebben ze het dan ook op z'n Leuvens aangepakt. Bon, moeten ze zich bedacht hebben, als we hier een derde van de stad op zijn kop willen draaien, moeten we misschien aan de bewoners toch ook het gevoel geven dat het een beetje voor hén is wat we hier allemaal doen, of? En met de sluwheid van een oudsocialist die zijn volk kent en de innovativiteit van een handvol nieuwrijken heeft men „buurtbewoners en geïnteresseerden uitgenodigd om mee na te denken over de invulling van de toekomstige openbare ruimte aan de Vaartkom“. Een uitnodiging om een deel van de verandering te zijn. Dat het bij dit toekomstige sieraad om een vandaag bijna onbewoonde ex-industriezone gaat, kwam hen zeker niet slecht uit. Wie gaat er veel stof doen opwaaien als het gaat om het afmaken van een lelijk eendje? En ook al besprak men tijdens die samenkomst vooral de hoeveelheid te planten boompjes, en voor iedereen toegankelijke barbecues; wat uiteindelijk telt is toch het gevoel hé, als goede en kritische burger al de mogelijkheden uitgeput te hebben. Wat voor een lekker democratische idylle toch! Intussen wordt vrolijk verder gesloopt, gegraven, stenen opeengehoopt waar het maar moet volgens het grote masterplan. En uitgerust met koptelefoon en pilletjes voor de zenuwen zijn we, ondanks de werkstress, stilletjes gewend geraakt aan al dat ontzettende lawaai, het stof in de neus, de opengebroken wegen, het verdwijnen van geliefde en tot nu toe met hun smerige vingers nog onaangeraakte plaatsen of groenen plekken. Zelfs de ontelbare vermenigvuldiging van big-brother-oogjes en uniformpjes, die op wonderlijke wijze ons nieuw paradijs zullen verrijken, worden door het glimmen en glanzen van de glaze luxe niet eens niet meer opgemerkt. Want, als men toch eens een keer waagt dit alles een beetje beter te bekijken, zou men kunnen denken dat de ons aangeprezen vooruitgang toch maar niets anders is dan een gouden kooi met doorzichtige tralies. Gedaan met de heimelijke kusjes ergens in een donker steegje. Het samen zitten en iets drinken op straat. Het liggen in ongemaaid gras. Hiervoor komen nu allemaal aparte en beveiligde plekken, voor ons bestwil. Zodat alles in gecontroleerde baantjes kan verlopen. Shopping voor de shoppers, school voor de kleinen, werkplaats voor de groten, kamp voor de vreemden en gevangenis voor de bozen, ongewilden en harmoniebrekers. Voilà, dat was toch zo moeilijk niet. De enige vraag die dan nog overblijft is waar we in heel die ordeningswaanzin onze levens hebben laten liggen.