De tijden waarin tegenover Staten en grenzen de droom groeide van de broederschap van de hele mensheid en de overtuiging dat “ons vaderland” de hele wereld was, lijken ver achter ons te liggen. Vandaag zien we tegenover een wereld en snelle veranderingen die angst aanjagen een groei van alle mogelijke vormen van nationalisme. Maar hoe kunnen we deze vormen omschrijven, hoe kunnen we de essentie van het nationalisme vatten dat weer alsmaar meer mensen lijkt mee te slepen?
Alle nationalisme begint met uitsluiting. Om een “natie” te definiëren, moeten er criteria opgesteld worden om te bepalen wie er geen deel van uitmaakt. Dat kan de huidskleur, de geboorteplaats, het identificeren met culturele tradities, taal,... zijn. De natie wordt dus gedefinieerd doorheen dingen die niet afhankelijk zijn van de wil van elk individu afzonderlijk, zelfs wanneer de aansluiting bij de culturele waarden van de natie op het tegendeel lijkt te wijzen. In een wereld waar niemand vrij is om zelf vorm te geven aan zijn leven en waar je individualiteit, je enigheid uiten de revolte betekent, beweren de nationalismes een veilige haard te bieden aan degenen die zich verloren voelen, aan degenen die zichzelf niet in staat of ‘sterk’ genoeg achten om eenvoudigweg zichzelf te zijn (en te worden).
Maar het nationalisme richt niet alleen onoverkomelijke obstakels op tussen de mensen (barrières die slechts kunnen leiden tot onbegrip, misprijzen, uitsluiting, oorlog en genocide). Het verenigt ook tegengestelde polen en beweert op die manier de diepgaande verdelingen binnen de maatschappij te overstijgen. Zowel de politieagent als de dief kunnen aansluiten bij dezelfde natie, zowel de rijke als de arme, de ondernemer en de werker, de politieker en de onderdaan. In een wereld die in volle transformatie is (of naar de afgrond holt, zoals sommigen zeggen), waar de sociale spanningen tussen die van boven en die van onder zich in het dagelijkse leven alsmaar meer doen gevoelen, waar de mogelijkheid van een sociale ontploffing de stabiliteit bedreigt en de verhoudingen in de hele maatschappij, in de politiek, in de beheersing van de armen reconfigureert, is het geen toeval dat langs alle kanten het nationalisme aan een opmars bezig is. Door de macht wordt het nationalisme gebruikt als een gemeenschappelijke deler die erg nuttig zal blijken om de woede en ontevredenheid te kanaliseren: niet tegen de verantwoordelijken van een rotte wereld, maar tegen andere armen, onterfden, verworpenen, verdoemden...
Het feit dat het ranzige Vlaamse nationalisme de voornaamste politieke kracht lijkt geworden te zijn in het noorden van het land (een nationalisme dat niet alleen gesteund wordt door de heersende kaste maar ook door redelijke brede lagen van de bevolking), kan ons niet doen vergeten dat niet alleen daar stront aan de knikker is. De krachtige terugkeer van het nationalisme toont zich bijvoorbeeld ook nu in Libië, waar minstens een deel van de opstandelingen de jacht heeft geopend op de slaven van Kadhafi (voornamelijk zwarten die gekomen zijn van ten zuiden van de Sahara). Overal waar een nationale vlag gehesen wordt, verschijnen prikkeldraad, grensposten, interneringskampen. Het is onvermijdelijk, het zit in de essentie zelf van alle nationalisme, zelfs wanneer het beweert ‘links’ te zijn.
En wat met de identitaire identificatie hier in Brussel? Het neemt misschien niet zozeer de politieke vorm van het nationalisme aan, maar het “communautarisme” zit diep verankerd bij de Brusselse bevolking. De redenen zijn dezelfde: de teleurstelling in de huidige wereld wordt gekanaliseerd naar een verheerlijking van het toebehoren tot deze of gene gemeenschap. Maar deze “gemeenschappen” zijn verre van het tegengestelde van deze wereld: ze maken er deel van uit en liggen mee aan de basis ervan, net zoals het kapitalisme, het etatisme, het racisme. Binnen elke gemeenschap gebaseerd op ‘natie’ worden dezelfde mechanismes gereproduceerd: uitsluiting van anderen, onveranderlijke reproductie van de traditionele en onderdrukkende waarden, samenbrengen onder één vlag van wat in een perspectief van libertaire transformatie van de wereld, tegenover elkaar zou moeten staan.
Het enige antigif tegen het nationalisme en het communautarisme lijkt ons om te vertrekken vanuit de waardering en bevestiging van de enigheid van elk menselijk wezen. Pas wanneer de mens eindelijk zal beslissen om te vechten voor een vrij leven en er zelf vorm aan te geven, zal hij begrijpen dat ‘zijn volk’, ‘zijn natie’, ‘zijn vlag’, ‘zijn etnie’ slechts valse ideeën en vooroordelen waren om hem in de pas te doen lopen.