dinsdag 29 november 2011

De contra-revolutie van “stabiliteit” en “orde”

De tegenkrachten reorganiseren zich in Egypte

Meteen nadat de aanhoudende opstand in Egypte president Moebarak op de knieën had gedwongen, nam het leger de macht over. De facto betekent dat dat dezelfde generaals die onder Moebarak dienden, nu het land nog altijd op slot houden. Tijdens confrontaties tussen betogers en ordetroepen zijn de laatste maanden tientallen doden gevallen en duizenden gewonden. 14 000 mensen zijn ondertussen al berecht voor militaire rechtbanken. Het militair leiderschap heeft een overkoepelende organisatie opgericht om de controle over de media te behouden. Via diezelfde media test ze een politiek van verdeel en heers uit door propaganda te voeren tegen koptische betogers. Natuurlijk zijn de machtsverhoudingen verschoven in het post-Moebarak tijdperk. De militairen beseffen dan ook dat ze de Moslimbroeders en de salafisten best te vriend houden (ze reageren niet op het salafistische geweld). De voorstellen voor wijzigingen aan de grondwet hielden dan ook rekening met hun belangen (na eerst aan hun eigen belangen te hebben gedacht). Waarop de Moslimbroeders de beslissende stemmen leverden voor het referendum en de nodige legitimiteit voor de militaire leiders. Dit alles wordt verantwoord door de nood om “stabiliteit en orde” te brengen. Een eis waar ook de hogere klasse zich kan achter scharen omwille van hun economische belangen (oproer is maar zelden goed voor de zaken). Maar ook de politieke kaste die nauwelijks greep hadden op de opstand (en dat verontrust politiekers altijd) en waarvan sommigen nog altijd vrezen de rekening gepresenteerd te krijgen voor hun rol in het oude regime. En deels ook de Moslimbroeders die er op rekenen die orde zelf snel in handen te krijgen. De opstandelingen die er bij waren vanaf de eerste dagen, betalen de prijs.

Dat de legertop de contra-revolutie leidt, is niet zo verbazend. Het leger heeft zich tijdens de opstand min of meer afzijdig gehouden. Het leger in Egypte bestaat uit dienstplichtigen uit de gehele bevolking. De legertop en het regime konden dus niet spelen op de loyauteit aan een etnie of stam (zoals in Libië) om de macht te beschermen tegen de protesten. Een openlijke en publieke interventie van het leger, had waarschijnlijk geleid tot het uiteenvallen van dat leger. De officiële positie van de militairen was dus 'neutraal'. Die 'neutraliteit' betekende ook dat toen Moebarak aanhangers het Tahrirplein bestormden, het leger gewoon toekeek (op enkele uitzonderingen na). Dezelfde 'neutraliteit' waarmee ze de tanks de straten opstuurde om het uitgaansverbod op te leggen. Het is dan ook cynisch dat het militaire leiderschap zich nu de “beschermers van de revolutie noemen”.