zaterdag 7 januari 2012

Het einde van het openbaar vervoer


Allen willen we ergens heen. Het zou niet overdreven zijn om te beweren dat het in de menselijke natuur zelf zit om te gaan, om niet ter plaatse te blijven, om erop uit te trekken en te ontdekken. De macht is betrekkelijk niet in staat om deze neiging uit te roeien. Ze spant zich dus eerder in om op voorhand de bestemming van ons gaan te bepalen en de terreinen die openstaan voor verkenning goed af te bakenen van verboden gebied. Een nieuw winkelcentrum gaan ontdekken, genieten van surrogaat van de natuur in een reservaat, zich werpen in het onbekende van een nieuwe job, de feestganger uithangen op plekken die daartoe voorbestemd zijn en alzo alle vreugdevolle en dus oncontroleerbare ontsporingen vermijden... ziedaar een greep uit de aangeboden bestemmingen.

Maar de kwestie gaat niet alleen over de bestemmingen. De kritiek van deze spookwereld, een wereld in scène gezet door de macht en de koopwaar, zou verzanden mocht ze niet begrijpen dat het de weg zelf is die de bestemming bepaalt. In een wereld gebaseerd op geld kan de bestemming van onze zwerftochten alleen maar eindigen in de tempels waar dit geld regeert. In een wereld waar de loonarbeid het levensritme bepaalt, wordt de enige halte uiteraard de fabriek, het bedrijf, de werkplaats, de supermarkt.

Als we afdalen van het domein van de kritiek van de logica van de macht en de onderwerping en onderduiken in het concrete, dan botsen we rondom deze kwestie van wegen en bestemmingen bijna onmiddellijk op het openbaar vervoer. Een openbaar vervoer dat één van de favoriete doelwitten van de woedenden geworden lijkt te zijn, uiteraard éénieder met zijn redenen en zijn woedes, die te delen vallen of ook niet. We zouden ons kunnen beperken tot een oppervlakkige kritiek van het openbaar vervoer en bijna vergeten dat het inderdaad één van de meest belangrijke slagaders van de hedendaagse stad is. We zouden ons kunnen beperken tot het aanklagen van de té hoge prijzen voor een ticket of een abonnement, van de verhoging van de controles, van de invoeringen van toegangspoortjes die de toegang tot de metro omvormen tot een turnoefening, of nog de overvloed aan camerabewaking, preventieagenten,... Dat is allemaal zonder twijfel nodig en nuttig, maar tegelijkertijd riskeert het ons, vijanden van de macht, te duwen op het gladde ijs van het eisen van één of ander “recht op mobiliteit”, op “gratis openbaar vervoer” of “minder repressie tegen fraudeurs”. Dat is glad ijs, omdat zo een fundamentele kwestie overgeslagen wordt: waarom is er zoiets als openbaar vervoer, waartoe dient het?

De grote meerderheid van de gebruikers van het openbaar vervoer zijn bezig met zich te verplaatsen van huis naar werk, naar instellingen, naar afspraken met bureaucraten, naar consumptieplekken zoals de supermarkt, het stadion of de disco. Alleen dat al geeft prijs waarom de macht het zo belangrijk vindt dat er degelijk functionerend openbaar vervoer bestaat. De verplaatsing, de circulatie van mensen is fundamenteel voor de economie, voor het bestaan van de macht. Het openbaar vervoer is één van de antwoorden op deze economische noodzaak om zich te verplaatsen, net zoals de organisatie ervan er alles aan doet om de weg aan te bieden en zo de bestemming te bepalen. Deze verplaatsing moet uiteraard gebeuren op de meest efficiënte manier (wat zeker geen equivalent is voor de meest aangename) en op de meest veilige manier (wat zeker geen equivalent is voor de meest fascinerende). De totale, dagelijkse mobilisatie van de bevolking vereist aangepaste infrastructuren. Het belang van deze infrastructuren voor de sociale orde wordt ondersteboven weerspiegeld wanneer ze lamliggen (en de oorzaak daarvan doet er maar weinig toe): vertragingen, chaos, wanorde, breuk met de routine. Jazeker, vruchtbaar terrein voor de vrijheid, voor iets anders dan de dagelijkse reproductie van de rollen, de macht en de economie.

Tot hiertoe hebben wij bijna uitsluitend de aspecten behandeld die raken aan de logica van economische mobilisatie die schuilgaat achter het massatransport. Maar het openbaar vervoer configureert niet alleen diepgaand de fysieke ruimte (tunnels, elektrische kabels, signalisatie, tramsporen, lawaai, uurroosters), maar misschien nog wel meer de mentale ruimte: de stad wordt een optelsom van tram- en bushaltes, het gebied wordt beperkt tot de bediende haltes, al de rest is slechts passage, het merendeel daarvan trouwens, niet toevallig, onder de grond. Met de militarisering die het openbaar vervoer impliceert, kan het vervoer geanalyseerd worden als een werkelijk net dat het sociale weefsel omspant, bijdraagt tot het bepalen van de sociale verhoudingen; een net dat het sociale weefsel omklemt, opsluit. In de openluchtgevangenis die de macht aan het bouwen is, vormt het openbaar vervoer de prikkeldraad en de wachttorens die elke ontsnapping verhinderen. Zoals in eender welke gevangenis of kamp worden de opgeslotenen geregistreerd en geficheerd. De gigantische fichage doorheen de persoonlijke chipkaarten van de bewegingen van alle niet-frauderende gebruikers (en dan nog, gezien de camerabewaking) is in feite simpelweg één aspect van de sociale gevangenis.

Tegelijkertijd is het openbaar vervoersnet geen onneembaar fort. Juist omdat het een net is dat zich overal uitstrekt, zal het nooit kunnen ontkomen aan stoorzenders. Haar alomtegenwoordigheid vormt tegelijkertijd haar kwetsbaarheid. De banden platsteken in een busdepot, de kabels langs de tramsporen doorsnijden, de signalisatie die orde in het verkeer brengt vernielen, obstakels opwerpen op de sporen,... de mogelijkheden voor eenvoudige en reproduceerbare aanvallen zijn eindeloos en vooral onmogelijk te voorkomen en te vermijden. Elke verstoring, wat de draagwijdte er ook van is, heeft onmiddellijke gevolgen voor de dagelijkse routine, routine die uiteraard de routine van werk, economie, macht en controle is. Eigenlijk komt strijden voor toegankelijk openbaar vervoer er, in deze optiek weliswaar, eigenlijk op neer om een open gevangenis te eisen – exact hetgeen de macht aan het opbouwen is. Het lijkt ons trouwens niet pertinent om te voorspellen of in de wereld van onze dromen, in een wereld waar het geld onttroond en de macht vernietigd wordt, er nog openbaar vervoer zal bestaan, aangezien de huidige logica daarvan volledig en exclusief doordrongen is van de economie die we willen vernietigen en van de sociale controle die we willen uitroeien. Vandaag gaat het erom het openbaar vervoer te zien voor wat het werkelijk is: slagaders van het kapitalisme, barrières die alles wat aan de routine van werk en macht ontsnapt buitensluiten, de prikkeldraad van de openluchtgevangenis in opbouw. En aangezien de ontsnapping van één individu nog niet de vernietiging van de gevangenis betekent (en in zekere zin ook niet de vrijheid die, zoals we al vaak gezegd hebben, zich slechts eindeloos kan uitstrekken doorheen de vrijheid van alle anderen), is de kwestie vandaag om het openbaar vervoer aan te vallen, met als doel het te verstoren en te vernietigen. Het georchestreerde en geconditioneerde verkeer verlammen komt simpelweg neer op vechten voor de vrijheid van allen.